Information about the word ontgoochelen (Dutch → Esperanto: elrevigi)

Synonyms: uit de droom helpen, tegenvallen, teleurstellen

Part of speechverb
Pronunciation/ɔntˈxoxələ(n)/
Hyphenationont·gooch·e·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ontgoochel(ik) ontgoochelde
(jij) ontgoochelt(jij) ontgoochelde
(hij) ontgoochelt(hij) ontgoochelde
(wij) ontgoochelen(wij) ontgoochelden
(jullie) ontgoochelen(jullie) ontgoochelden
(gij) ontgoochelt(gij) ontgoocheldet
(zij) ontgoochelen(zij) ontgoochelden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ontgoochele(dat ik) ontgoochelde
(dat jij) ontgoochele(dat jij) ontgoochelde
(dat hij) ontgoochele(dat hij) ontgoochelde
(dat wij) ontgoochelen(dat wij) ontgoochelden
(dat jullie) ontgoochelen(dat jullie) ontgoochelden
(dat gij) ontgoochelet(dat gij) ontgoocheldet
(dat zij) ontgoochelen(dat zij) ontgoochelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ontgoochelontgoochelt
Participles
Present participlePast participle
ontgoochelend, ontgoochelende(hebben) ontgoocheld

Translations

Danishskuffe
Englishdisappoint
Esperantoelrevigi
Frenchtromper
Icelandicvalda vonbrigðum
Norwegianskuffe
Portuguesedesenganar‐se; desiludir‐se
Romaniandezamăgi; deziluziona
Swedishgöra besviken