Information about the word verzinnen (Dutch → Esperanto: elpensi)

Synonyms: bedenken, bekokstoven, uitdenken, uitkienen, uitdokteren

Part of speechverb
Pronunciation/vərˈzɪnə(n)/
Hyphenationver·zin·nen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verzin(ik) verzon
(jij) verzint(jij) verzon
(hij) verzint(hij) verzon
(wij) verzinnen(wij) verzonnen
(jullie) verzinnen(jullie) verzonnen
(gij) verzint(gij) verzont
(zij) verzinnen(zij) verzonnen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verzinne(dat ik) verzonne
(dat jij) verzinne(dat jij) verzonne
(dat hij) verzinne(dat hij) verzonne
(dat wij) verzinnen(dat wij) verzonnen
(dat jullie) verzinnen(dat jullie) verzonnen
(dat gij) verzinnet(dat gij) verzonnet
(dat zij) verzinnen(dat zij) verzonnen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
verzinverzint
Participles
Present participlePast participle
verzinnend, verzinnende(hebben) verzonnen

Usage samples

Zij verzinnen liever listen dan dat ze werken.

Translations

Catalaninventar
Czechvymyslet; vynalézt
Englishdevise; invent; make up
Esperantoelpensi
Faeroesefinna upp; hugsa upp
Germanausdenken; erdenken; erfinden
Portugueseinventar
Saterland Frisianuutfiende; uuttoanke
Spanishdiscurrir; inventar
West Frisianbetinke