Synonyms: elimineren, uit de weg ruimen, uitschakelen, verwijderen
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ˈʋɛxʋɛrkə(n)/ |
---|
Hyphenation | weg·wer·ken |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) werk weg | (ik) werkte weg |
(jij) werkt weg | (jij) werkte weg |
(hij) werkt weg | (hij) werkte weg |
(wij) werken weg | (wij) werkten weg |
(jullie) werken weg | (jullie) werkten weg |
(gij) werkt weg | (gij) werktet weg |
(zij) werken weg | (zij) werkten weg |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) wegwerke | (dat ik) wegwerkte |
(dat jij) wegwerke | (dat jij) wegwerkte |
(dat hij) wegwerke | (dat hij) wegwerkte |
(dat wij) wegwerken | (dat wij) wegwerkten |
(dat jullie) wegwerken | (dat jullie) wegwerkten |
(dat gij) wegwerket | (dat gij) wegwerktet |
(dat zij) wegwerken | (dat zij) wegwerkten |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
werk weg | werkt weg |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
wegwerkend, wegwerkende | (hebben) weggewerkt |