Synonyms: ontlokken, uitbrengen, uitdrijven, uithalen, uitstoten, lozen, luchten, peuren, lucht geven aan
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) slaak | (ik) slaakte |
(jij) slaakt | (jij) slaakte |
(hij) slaakt | (hij) slaakte |
(wij) slaken | (wij) slaakten |
(jullie) slaken | (jullie) slaakten |
(gij) slaakt | (gij) slaaktet |
(zij) slaken | (zij) slaakten |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) slake | (dat ik) slaakte |
(dat jij) slake | (dat jij) slaakte |
(dat hij) slake | (dat hij) slaakte |
(dat wij) slaken | (dat wij) slaakten |
(dat jullie) slaken | (dat jullie) slaakten |
(dat gij) slaket | (dat gij) slaaktet |
(dat zij) slaken | (dat zij) slaakten |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
slaak | slaakt |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
slakend, slakende | (hebben) geslaakt |
Nu slaakte de oude een ongeduldige uitroep.
Mowgli, die over het gehele lichaam trilde van woede en haat, had nog niet de tijd gehad om een zucht van verlichting te slaken, of de plaats waar de olifanten hadden gestaan, was leeg.