Information about the word glanzen (Dutch → Esperanto: brili)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɣlɑnzə(n)/
Hyphenationglan·zen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) glans(ik) glansde
(jij) glanst(jij) glansde
(hij) glanst(hij) glansde
(wij) glanzen(wij) glansden
(jullie) glanzen(jullie) glansden
(gij) glanst(gij) glansdet
(zij) glanzen(zij) glansden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) glanze(dat ik) glansde
(dat jij) glanze(dat jij) glansde
(dat hij) glanze(dat hij) glansde
(dat wij) glanzen(dat wij) glansden
(dat jullie) glanzen(dat jullie) glansden
(dat gij) glanzet(dat gij) glansdet
(dat zij) glanzen(dat zij) glansden
Participles
Present participlePast participle
glanzend, glanzende(hebben) geglansd

Usage samples

De witte muren glansden in het heldere maanlicht.
Haar huid glansde zacht van de olie.

Translations

Esperantobrili
West Frisianblinke