Information about the word komen (Dutch → Esperanto: veni)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈkomə(n)/
Hyphenationko·men

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kom(ik) kwam
(jij) komt(jij) kwam
(hij) komt(hij) kwam
(wij) komen(wij) kwamen
(jullie) komen(jullie) kwamen
(gij) komt(gij) kwaamt
(zij) komen(zij) kwamen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) kome(dat ik) kwame
(dat jij) kome(dat jij) kwame
(dat hij) kome(dat hij) kwame
(dat wij) komen(dat wij) kwamen
(dat jullie) komen(dat jullie) kwamen
(dat gij) komet(dat gij) kwamet
(dat zij) komen(dat zij) kwamen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
komkomt
Participles
Present participlePast participle
komend, komende(zijn) gekomen

Usage samples

Heer, ik ben niet gekomen om u genoegen te doen, maar om u bepaalde feiten voor te leggen en uw reactie daarop aan te horen.
De wind kwam uit het westen.

Translations

Afrikaanskom
Danishkomme
Englishcome
Esperantoveni
Frenchvenir
Germankommen
West Frisiankomme