Information about the word verhypothekeren (Dutch → Esperanto: hipoteki)

Synonyms: een hypotheek nemen op, met een hypotheek belasten

Part of speechverb
Pronunciation/vərhipoteˈkerə(n)/
Hyphenationver·hy·po·the·ke·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verhypothekeer(ik) verhypothekeerde
(jij) verhypothekeert(jij) verhypothekeerde
(hij) verhypothekeert(hij) verhypothekeerde
(wij) verhypothekeren(wij) verhypothekeerden
(jullie) verhypothekeren(jullie) verhypothekeerden
(gij) verhypothekeert(gij) verhypothekeerdet
(zij) verhypothekeren(zij) verhypothekeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verhypothekere(dat ik) verhypothekeerde
(dat jij) verhypothekere(dat jij) verhypothekeerde
(dat hij) verhypothekere(dat hij) verhypothekeerde
(dat wij) verhypothekeren(dat wij) verhypothekeerden
(dat jullie) verhypothekeren(dat jullie) verhypothekeerden
(dat gij) verhypothekeret(dat gij) verhypothekeerdet
(dat zij) verhypothekeren(dat zij) verhypothekeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
verhypothekeerverhypothekeert
Participles
Present participlePast participle
verhypothekerend, verhypothekerende(hebben) verhypothekeerd

Usage samples

Hij had de boerderijen verkocht, het hout laten kappen en het hele landgoed was verhypothekeerd.

Translations

Englishmortgage
Esperantohipoteki
Germanmit einer Hypothek beslasten
Spanishhipotecar