Information about the word bruisen (Dutch → Esperanto: eferveski)

Synonyms: opbobbelen, opbruisen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈbrœy̯sə(n)/
Hyphenationbrui·sen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) (ik)
(jij) (jij)
(hij) (hij)
(wij) bruisen(wij)
(jullie) bruisen(jullie)
(gij) (gij)
(zij) bruisen(zij)
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) (dat ik)
(dat jij) (dat jij)
(dat hij) (dat hij)
(dat wij) bruisen(dat wij)
(dat jullie) bruisen(dat jullie)
(dat gij) bruiset(dat gij)
(dat zij) bruisen(dat zij)
Present participle
bruisend, bruisende

Translations

Englisheffervesce
Esperantoeferveski
Faeroesebrala
Germanaufbrausen; aufwallen
Portugueseefervescer