Information about the word neerzijgen (Dutch → Esperanto: sinki)

Synonyms: inzinken, wegzakken, zinken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈnerzɛi̯ɣə(n)/
Hyphenationneer·zij·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zijg neer(ik) zeeg neer
(jij) zijgt neer(jij) zeeg neer
(hij) zijgt neer(hij) zeeg neer
(wij) zijgen neer(wij) zegen neer
(jullie) zijgen neer(jullie) zegen neer
(gij) zijgt neer(gij) zeegt neer
(zij) zijgen neer(zij) zegen neer
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) neerzijge(dat ik) neerzege
(dat jij) neerzijge(dat jij) neerzege
(dat hij) neerzijge(dat hij) neerzege
(dat wij) neerzijgen(dat wij) neerzegen
(dat jullie) neerzijgen(dat jullie) neerzegen
(dat gij) neerzijget(dat gij) neerzeget
(dat zij) neerzijgen(dat zij) neerzegen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zijg neerzijgt neer
Participles
Present participlePast participle
neerzijgend, neerzijgende(zijn) neergezegen

Usage samples

Toen zeeg hij op het grastapijt neer en begon met zwakke stem om Joost te roepen.

Translations

Danishsynke
Englishsink; sag
English (Old English)sincan
Esperantosinki
Faeroesesøkka
Italianaffondare
Papiamentozink
Swedishsjunka
Turkishbatırmak
West Frisiansinke
Yiddishזינקען