Information about the word dichttrekken (Dutch → Esperanto: tirfermi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈdɪxtrɛkə(n)/
Hyphenationdicht·trek·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) trek dicht(ik) trok dicht
(jij) trekt dicht(jij) trok dicht
(hij) trekt dicht(hij) trok dicht
(wij) trekken dicht(wij) trokken dicht
(jullie) trekken dicht(jullie) trokken dicht
(gij) trekt dicht(gij) trokt dicht
(zij) trekken dicht(zij) trokken dicht
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) dichttrekke(dat ik) dichttrokke
(dat jij) dichttrekke(dat jij) dichttrokke
(dat hij) dichttrekke(dat hij) dichttrokke
(dat wij) dichttrekken(dat wij) dichttrokken
(dat jullie) dichttrekken(dat jullie) dichttrokken
(dat gij) dichttrekket(dat gij) dichttrokket
(dat zij) dichttrekken(dat zij) dichttrokken
Imperative mood
Singular/PluralPlural
trek dichttrekt dicht
Participles
Present participlePast participle
dichttrekkend, dichttrekkende(hebben) dichtgetrokken

Usage samples

Ik trok het plastic badgordijn dicht en draaide de kranen wijdopen.

Translations

Afrikaanstoetrek
Englishshut
Esperantotirfermi