Synonyms: belemmeren, dwarsbomen, tegenwerken, weerstreven
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ˈdʋɑrslɪɣə(n)/ |
---|
Hyphenation | dwars·lig·gen |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) lig dwars | (ik) lag dwars |
(jij) ligt dwars | (jij) lag dwars |
(hij) ligt dwars | (hij) lag dwars |
(wij) liggen dwars | (wij) lagen dwars |
(jullie) liggen dwars | (jullie) lagen dwars |
(gij) ligt dwars | (gij) lagt dwars |
(zij) liggen dwars | (zij) lagen dwars |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) dwarsligge | (dat ik) dwarslage |
(dat jij) dwarsligge | (dat jij) dwarslage |
(dat hij) dwarsligge | (dat hij) dwarslage |
(dat wij) dwarsliggen | (dat wij) dwarslagen |
(dat jullie) dwarsliggen | (dat jullie) dwarslagen |
(dat gij) dwarsligget | (dat gij) dwarslaget |
(dat zij) dwarsliggen | (dat zij) dwarslagen |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
lig dwars | ligt dwars |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
dwarsliggend, dwarsliggende | (hebben) dwarsgelegen |
Eigenlijk had de knoop eerder deze week moeten zijn doorgehakt op een vergadering van EU‐ministers, maar Roemenië lag onverwachts dwars.
De Hongaarse premier Orbán lag lange tijd dwars, maar heeft nu toch ingestemd met het pakket.