Information about the word gedogen (Dutch → Esperanto: toleri)

Synonyms: aanzien, dulden, harden, lijden, pikken, toelaten, tolereren, velen, verdragen, kunnen tegen, op zich laten zitten, gelijden

Part of speechverb
Pronunciation/ɣəˈdoɣə(n)/
Hyphenationge·do·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) gedoog(ik) gedoogde
(jij) gedoogt(jij) gedoogde
(hij) gedoogt(hij) gedoogde
(wij) gedogen(wij) gedoogden
(jullie) gedogen(jullie) gedoogden
(gij) gedoogt(gij) gedoogdet
(zij) gedogen(zij) gedoogden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) gedoge(dat ik) gedoogde
(dat jij) gedoge(dat jij) gedoogde
(dat hij) gedoge(dat hij) gedoogde
(dat wij) gedogen(dat wij) gedoogden
(dat jullie) gedogen(dat jullie) gedoogden
(dat gij) gedoget(dat gij) gedoogdet
(dat zij) gedogen(dat zij) gedoogden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
gedooggedoogt
Participles
Present participlePast participle
gedogend, gedogende(hebben) gedoogd

Translations

Catalantolerar
Czechsnášet; tolerovat
Danishtåle
Englishtolerate
Esperantotoleri
Faeroeseloyva; tola; torga
Frenchtolérer
Germandulden; ertragen
Icelandicþola
Italiansopportare; tollerare
Latintolerare
Norwegiantåle
Papiamentosoportá; tolerá
Portugueseaturar; suportar; tolerar
Saterland Frisianduldje
Spanishtolerar
Swedishtåla
Thaiทาน
West Frisianlije