Information about the word retireren (Dutch → Esperanto: retiriĝi)

Synonyms: aftrekken, de aftocht blazen, terugkrabbelen, zich terugtrekken

Part of speechverb
Pronunciation/retiˈrerə(n)/
Hyphenationre·ti·re·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) retireer(ik) retireerde
(jij) retireert(jij) retireerde
(hij) retireert(hij) retireerde
(wij) retireren(wij) retireerden
(jullie) retireren(jullie) retireerden
(gij) retireert(gij) retireerdet
(zij) retireren(zij) retireerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) retirere(dat ik) retireerde
(dat jij) retirere(dat jij) retireerde
(dat hij) retirere(dat hij) retireerde
(dat wij) retireren(dat wij) retireerden
(dat jullie) retireren(dat jullie) retireerden
(dat gij) retireret(dat gij) retireerdet
(dat zij) retireren(dat zij) retireerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
retireerretireert
Participles
Present participlePast participle
retirerend, retirerende(zijn) geretireerd

Usage samples

Ook de sheriff had moeten retireren.

Translations

Englishretreat; retire
Esperantoretiriĝi; retiri sin
Frenchse retirer
Portuguesebater em retirada; retirar‐se; retrair‐se
Spanishretirarse