Information about the word bewolken (Dutch → Esperanto: malsereniĝi)

Synonym: betrekken

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈʋɔlkə(n)/
Hyphenationbe·wol·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) bewolk(ik) bewolkte
(jij) bewolkt(jij) bewolkte
(hij) bewolkt(hij) bewolkte
(wij) bewolken(wij) bewolkten
(jullie) bewolken(jullie) bewolkten
(gij) bewolkt(gij) bewolktet
(zij) bewolken(zij) bewolkten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) bewolke(dat ik) bewolkte
(dat jij) bewolke(dat jij) bewolkte
(dat hij) bewolke(dat hij) bewolkte
(dat wij) bewolken(dat wij) bewolkten
(dat jullie) bewolken(dat jullie) bewolkten
(dat gij) bewolket(dat gij) bewolktet
(dat zij) bewolken(dat zij) bewolkten
Participles
Present participlePast participle
bewolkend, bewolkende(hebben) bewolkt

Usage samples

Nu bewolkte de zonderling.
De hoogleraar bewolkte en hij stond op het punt de assistent terecht te wijzen, toen Tom Poes binnenkwam met een grote zak op zijn rug.

Translations

Englishcloud over
Esperantomalsereniĝi
Spanishencapotarse; nublarse