Information about the word opnemen (Dutch → Esperanto: levi)

Synonyms: beuren, heffen, ophalen, opheffen, opsteken, optillen, tillen, lichten, oplichten, hieuwen, opbeuren, omhoogheffen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔpnemə(n)/
Hyphenationop·ne·men

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) neem op(ik) nam op
(jij) neemt op(jij) nam op
(hij) neemt op(hij) nam op
(wij) nemen op(wij) namen op
(jullie) nemen op(jullie) namen op
(gij) neemt op(gij) naamt op
(zij) nemen op(zij) namen op
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) opneme(dat ik) opname
(dat jij) opneme(dat jij) opname
(dat hij) opneme(dat hij) opname
(dat wij) opnemen(dat wij) opnamen
(dat jullie) opnemen(dat jullie) opnamen
(dat gij) opnemet(dat gij) opnamet
(dat zij) opnemen(dat zij) opnamen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
neem opneemt op
Participles
Present participlePast participle
opnemend, opnemende(hebben) opgenomen

Usage samples

Hij ging zitten en nam zijn boek weer op.

Translations

Afrikaansoptel
Catalanaixecar; alçar; elevar; enlairar
Danishløfte
Englishlift
Esperantolevi
Faeroesehevja; lyfta; reisa
Finnishnostaa
Frenchélever; lever; soulever
Germanheben; aufheben; erheben; zücken
Greek (Old Greek)αἴρω
Icelandichefja; lyfta; reisa
Italianalzare
Latinlevare
Papiamentohisa; subi
Portugueseelevar; erguer; suspender
Saterland Frisianaphieuwje; aplichte; aptille; beere; hieuwje; lichte; riskje; stämme
Scottish Gaelicàrdaich; tog
Spanishalzar; levantar
Swedishhissa; upphisa; upphäva; upphöja
West Frisianheffe; tille