Information about the word ontslapen (Dutch → Esperanto: morti)

Synonyms: de kraaienmars blazen, de pijp aan Maarten geven, doodgaan, de geest geven, heengaan, het loodje leggen, sterven, verscheiden, versmachten, het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen, de pijp uit gaan, de laatste adem uitblazen

Part of speechverb
Pronunciation/ɔntˈslapə(n)/
Hyphenationont·sla·pen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ontslaap(ik) ontsliep
(jij) ontslaapt(jij) ontsliep
(hij) ontslaapt(hij) ontsliep
(wij) ontslapen(wij) ontsliepen
(jullie) ontslapen(jullie) ontsliepen
(gij) ontslaapt(gij) ontsliept
(zij) ontslapen(zij) ontsliepen
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ontslape(dat ik) ontsliepe
(dat jij) ontslape(dat jij) ontsliepe
(dat hij) ontslape(dat hij) ontsliepe
(dat wij) ontslapen(dat wij) ontsliepen
(dat jullie) ontslapen(dat jullie) ontsliepen
(dat gij) ontslapet(dat gij) ontsliepet
(dat zij) ontslapen(dat zij) ontsliepen
Participles
Present participlePast participle
ontslapend, ontslapende(zijn) ontslapen

Usage samples

Mijn enige troost is dat het wereldberoemd zal worden als ik eenmaal ontslapen ben.
Ik weet niet of gij van nabij bekend zijt geweest met de oude juffrouw Stauffacher, die nu ruim twaalf jaren geleden in de ouderdom van ongeveer drieëntachtig jaren hier ter stede ontslapen is.

Translations

Afrikaansdoodgaan; sterf; sterwe
Catalanmorir
Czechumírat; umřít; zemřít
Danish
Englishdie; expire; breathe one’s last; gasp away life; gasp out life
English (Old English)acwelan; sweltan
Esperantomorti
Faeroesedoyggja
Finnishkuolla
Frenchdécéder; mourir
Germansterben
Icelandicdeyja
Italianmorire
Latinmori; moriri
Luxemburgishstierwen
Malaymati; meninggal
Norwegian
Papiamentofayesé; muri
Polishumierać
Portuguesefalecer; morrer
Romanianmuri
Russianумирать
Saterland Frisianstierwe
Scotsdee
Scottish Gaelicbàsaich
Spanishmorir
Sranandede; kraperi
Swahili‐fa
Swedishavlida; dö
Tagalogmamatáy
Thaiตาย
Turkishölmek
Welshmarw
West Frisiandeagean; stjerre
Yiddishשטאַרבן