Synonyms: de kraaienmars blazen, de pijp aan Maarten geven, doodgaan, de geest geven, heengaan, het loodje leggen, overlijden, sterven, verscheiden, versmachten, het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen, de pijp uit gaan, de laatste adem uitblazen
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ɔntˈslapə(n)/ |
---|
Hyphenation | ont·sla·pen |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) ontslaap | (ik) ontsliep |
(jij) ontslaapt | (jij) ontsliep |
(hij) ontslaapt | (hij) ontsliep |
(wij) ontslapen | (wij) ontsliepen |
(gij) ontslaapt | (gij) ontsliept |
(zij) ontslapen | (zij) ontsliepen |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) ontslape | (dat ik) ontsliepe |
(dat jij) ontslape | (dat jij) ontsliepe |
(dat hij) ontslape | (dat hij) ontsliepe |
(dat wij) ontslapen | (dat wij) ontsliepen |
(dat gij) ontslapet | (dat gij) ontsliepet |
(dat zij) ontslapen | (dat zij) ontsliepen |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
ontslapend, ontslapende | (zijn) ontslapen |
Mijn enige troost is dat het wereldberoemd zal worden als ik eenmaal ontslapen ben.
Ik weet niet of gij van nabij bekend zijt geweest met de oude juffrouw Stauffacher, die nu ruim twaalf jaren geleden in de ouderdom van ongeveer drieëntachtig jaren hier ter stede ontslapen is.