Information about the word aanvaarden (Dutch → Esperanto: komenci)

Synonyms: aanbinden, aanpakken, aanvangen, beginnen, beginnen aan, beginnen met, ter hand nemen, inzetten, starten, overgaan tot, een begin maken met

Part of speechverb
Pronunciation/anˈvaːrdə(n)/
Hyphenationaan·vaar·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) aanvaard(ik) aanvaardde
(jij) aanvaardt(jij) aanvaardde
(hij) aanvaardt(hij) aanvaardde
(wij) aanvaarden(wij) aanvaardden
(jullie) aanvaarden(jullie) aanvaardden
(gij) aanvaardt(gij) aanvaarddet
(zij) aanvaarden(zij) aanvaardden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aanvaarde(dat ik) aanvaardde
(dat jij) aanvaarde(dat jij) aanvaardde
(dat hij) aanvaarde(dat hij) aanvaardde
(dat wij) aanvaarden(dat wij) aanvaardden
(dat jullie) aanvaarden(dat jullie) aanvaardden
(dat gij) aanvaardet(dat gij) aanvaarddet
(dat zij) aanvaarden(dat zij) aanvaardden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
aanvaardaanvaardt
Participles
Present participlePast participle
aanvaardend, aanvaardende(hebben) aanvaard

Usage samples

Na deze woorden wierp hij de deur weer dicht en Joost aanvaarde wat beteuterd de terugtocht.
Toen gingen de elfen het bos in en Bilbo aanvaarde de lange weg naar huis.
Als de uitslag daarvan tegen mij is en als er verder niets gebeurt, aanvaarden we de terugreis.

Translations

Afrikaansbegin
Catalancomençar
Czechpočínat; počít; začínat; začít; zahájit
Danishbegynde
Englishbegin
English (Old English)beginnan
Esperantokomenci
Faeroesebyrja
Finnishalkaa; aloittaa
Frenchaborder; commencer
Germananbrechen; anfangen; beginnen; den Anfang machen; antreten; ergreifen; starten
Icelandicbyrja
Italiancominciare
Low Germanbeginnen; starten
Norwegianbegynne
Papiamentoinisiá; kuminsá
Polishzaczynać
Portuguesecomeçar; iniciar
Romanianîncepe; porni
Saterland Frisianbeginne; ounbreeke; ounfange; ounfoatje
Spanishcomenzar
Srananbigin
Swedishbegynna; börja
Thaiเริ่ม
Turkishbaşlamak
West Frisianbegjinne; oanfange; oangean; oanpakke; begjin
Yiddishאָנהײבן