Information about the word scalperen (Dutch → Esperanto: skalpi)

Part of speechverb
Pronunciation/skɑlˈperə(n)/
Hyphenationscal·pe·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) scalpeer(ik) scalpeerde
(jij) scalpeert(jij) scalpeerde
(hij) scalpeert(hij) scalpeerde
(wij) scalperen(wij) scalpeerden
(jullie) scalperen(jullie) scalpeerden
(gij) scalpeert(gij) scalpeerdet
(zij) scalperen(zij) scalpeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) scalpere(dat ik) scalpeerde
(dat jij) scalpere(dat jij) scalpeerde
(dat hij) scalpere(dat hij) scalpeerde
(dat wij) scalperen(dat wij) scalpeerden
(dat jullie) scalperen(dat jullie) scalpeerden
(dat gij) scalperet(dat gij) scalpeerdet
(dat zij) scalperen(dat zij) scalpeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
scalpeerscalpeert
Participles
Present participlePast participle
scalperend, scalperende(hebben) gescalpeerd

Usage samples

Hij nam zijn mes uit zijn gordel en scalpeerde de twee dode Seneca’s.

Translations

Englishscalp
Esperantoskalpi; senskalpigi
Spanishescalpar