Information about the word achteruitgaan (Dutch → Esperanto: malantaŭeniĝi)

Part of speechverb
Pronunciation/ɑxtəˈrœy̯txan/
Hyphenationach·ter·uit·gaan

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ga achteruit(ik) ging achteruit
(jij) gaat achteruit(jij) ging achteruit
(hij) gaat achteruit(hij) ging achteruit
(wij) gaan achteruit(wij) gingen achteruit
(jullie) gaan achteruit(jullie) gingen achteruit
(gij) gaat achteruit(gij) gingt achteruit
(zij) gaan achteruit(zij) gingen achteruit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) achteruitga(dat ik) achteruitginge
(dat jij) achteruitga(dat jij) achteruitginge
(dat hij) achteruitga(dat hij) achteruitginge
(dat wij) achteruitgaan(dat wij) achteruitgingen
(dat jullie) achteruitgaan(dat jullie) achteruitgingen
(dat gij) achteruitgaat(dat gij) achteruitginget
(dat zij) achteruitgaan(dat zij) achteruitgingen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ga achteruitgaat achteruit
Participles
Present participlePast participle
achteruitgaand, achteruitgaande(zijn) achteruitgegaan

Translations

Englishback; go back; go backwards; reverse; stand back
Esperantomalantaŭeniĝi; posteniĝi