Information about the word adderen (Dutch → Esperanto: adicii)

Synonyms: bijtellen, optellen

Part of speechverb
Pronunciation/ɑˈdeːrə(n)/
Hyphenationad·de·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) addeer(ik) addeerde
(jij) addeert(jij) addeerde
(hij) addeert(hij) addeerde
(wij) adderen(wij) addeerden
(jullie) adderen(jullie) addeerden
(gij) addeert(gij) addeerdet
(zij) adderen(zij) addeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) addere(dat ik) addeerde
(dat jij) addere(dat jij) addeerde
(dat hij) addere(dat hij) addeerde
(dat wij) adderen(dat wij) addeerden
(dat jullie) adderen(dat jullie) addeerden
(dat gij) adderet(dat gij) addeerdet
(dat zij) adderen(dat zij) addeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
addeeraddeert
Participles
Present participlePast participle
adderend, adderende(hebben) geaddeerd

Translations

Albanianshtoj
Catalanaddicionar; sumar
Danishaddere
Englishadd; add up; cast up; tot up
Esperantoadicii; aldoni
Faeroeseleggja saman; telja saman
Finnishlaskea yhteen
Frenchadditionner
Germanaddieren; hinzurechnen; hinzufügen; hinzuzählen
Greekαθροίζω
Hungarianösszead
Latinaddere
Malaymenambah; tambah
Polishdodawać
Portugueseadicionar; somar
Saterland Frisianaddierje; bietoureekenje
Spanishsumar
Swedishaddera; summera