Information about the word ontrafelen (Dutch → Esperanto: disfadenigi)

Synonyms: uitpluizen, uitrafelen

Part of speechverb
Pronunciation/ɔntˈrafələ(n)/
Hyphenationont·ra·fe·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ontrafel(ik) ontrafelde
(jij) ontrafelt(jij) ontrafelde
(hij) ontrafelt(hij) ontrafelde
(wij) ontrafelen(wij) ontrafelden
(jullie) ontrafelen(jullie) ontrafelden
(gij) ontrafelt(gij) ontrafeldet
(zij) ontrafelen(zij) ontrafelden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ontrafele(dat ik) ontrafelde
(dat jij) ontrafele(dat jij) ontrafelde
(dat hij) ontrafele(dat hij) ontrafelde
(dat wij) ontrafelen(dat wij) ontrafelden
(dat jullie) ontrafelen(dat jullie) ontrafelden
(dat gij) ontrafelet(dat gij) ontrafeldet
(dat zij) ontrafelen(dat zij) ontrafelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ontrafelontrafelt
Participles
Present participlePast participle
ontrafelend, ontrafelende(hebben) ontrafeld

Translations

Englishunravel
Esperantodisfadenigi
Germanin Fäden zertrennen
Portuguesedesfiar