Information about the word afwerpen (Dutch → Esperanto: deĵeti)

Synonyms: afgooien, uitgooien

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɑfʋɛrpə(n)/
Hyphenationaf·wer·pen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) werp af(ik) wierp af
(jij) werpt af(jij) wierp af
(hij) werpt af(hij) wierp af
(wij) werpen af(wij) wierpen af
(jullie) werpen af(jullie) wierpen af
(gij) werpt af(gij) wierpt af
(zij) werpen af(zij) wierpen af
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) afwerpe(dat ik) afwierpe
(dat jij) afwerpe(dat jij) afwierpe
(dat hij) afwerpe(dat hij) afwierpe
(dat wij) afwerpen(dat wij) afwierpen
(dat jullie) afwerpen(dat jullie) afwierpen
(dat gij) afwerpet(dat gij) afwierpet
(dat zij) afwerpen(dat zij) afwierpen
Imperative mood
Singular/PluralPlural
werp afwerpt af
Participles
Present participlePast participle
afwerpend, afwerpende(hebben) afgeworpen

Usage samples

De bommen werden toen in de omgeving van Yuncos afgeworpen, waar zij slechts materiële schade aanrichtten.

Translations

Englishcast off; fling off; throw off
Esperantodeĵeti
Frenchprécipiter
Germanabwerfen
West Frisianôfsmite