Information about the word onttronen (Dutch → Esperanto: detronigi)

Synonyms: afzetten, van de troon stoten

Part of speechverb
Pronunciation/ɔnˈtronə(n)/
Hyphenationont·tro·nen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) onttroon(ik) onttroonde
(jij) onttroont(jij) onttroonde
(hij) onttroont(hij) onttroonde
(wij) onttronen(wij) onttroonden
(jullie) onttronen(jullie) onttroonden
(gij) onttroont(gij) onttroondet
(zij) onttronen(zij) onttroonden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) onttrone(dat ik) onttroonde
(dat jij) onttrone(dat jij) onttroonde
(dat hij) onttrone(dat hij) onttroonde
(dat wij) onttronen(dat wij) onttroonden
(dat jullie) onttronen(dat jullie) onttroonden
(dat gij) onttronet(dat gij) onttroondet
(dat zij) onttronen(dat zij) onttroonden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
onttroononttroont
Participles
Present participlePast participle
onttronend, onttronende(hebben) onttroond

Translations

Afrikaansonttroon
Englishdethrone
Esperantodetronigi
Germanentthronen
Portuguesedestronar
Saterland Frisianänttroonje
Spanishdestituir
Welshdiorseddu