Information about the word degenereren (Dutch → Esperanto: degeneri)

Synonyms: ontaarden, verbasteren, verworden, zinken

Part of speechverb
Pronunciation/deɣenəˈrerə(n)/
Hyphenationde·ge·ne·re·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) degenereer(ik) degeneerde
(jij) degenereert(jij) degeneerde
(hij) degenereert(hij) degeneerde
(wij) degenereren(wij) degeneerden
(jullie) degenereren(jullie) degeneerden
(gij) degenereert(gij) degeneerdet
(zij) degenereren(zij) degeneerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) degenerere(dat ik) degeneerde
(dat jij) degenerere(dat jij) degeneerde
(dat hij) degenerere(dat hij) degeneerde
(dat wij) degenereren(dat wij) degeneerden
(dat jullie) degenereren(dat jullie) degeneerden
(dat gij) degenereret(dat gij) degeneerdet
(dat zij) degenereren(dat zij) degeneerden
Participles
Present participlePast participle
degenererend, degenererende(zijn) gedegenereerd

Translations

Catalandegenerar
Czechdegenerovat; zvrhnout se
Englishdegenerate; degrade
Esperantodegeneri
Faeroesekryplast; spillast; úrskeplast
Frenchs’abâtardir
Germanausarten; degenerieren; entarten
Papiamentodegenerá
Portuguesecorromper‐se; degenerar
Russianвырождаться
Saterland Frisiandegenerierje; ferwäide; uutoarje
Spanishdegenerar