Synonyms: moment, oogwenk, tel, tijdstip, wip
Part of speech | common noun |
---|
Pronunciation | /ˈoɣə(m)blɪk/ |
---|
Hyphenation | ogen·blik |
---|
Gender | neuter |
---|
Plural | ogenblikken |
---|
Diminutive |
---|
Singular | Plural |
---|
ogenblikje | ogenblikjes |
In een ogenblik was het binnenste van het schip leeg en verdrong men zich op de dekken.
Een ogenblik zweeg hij, aangezien hij alle aandacht nodig had voor de steil klimmende weg.
Het was een van die ogenblikken waarop de tijd lijkt stil te staan.
Maar op hetzelfde ogenblik voelde hij dat er iemand naar hem keek.
Maar dit duurde maar een ogenblik.
Enkele ogenblikken later voegden zich nog anderen bij hem, die hetzelfde riepen.