Information about the word rouwen (Dutch → Esperanto: funebri)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈrɑu̯̯ʋə(n)/
Hyphenationrou·wen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) rouw(ik) rouwde
(jij) rouwt(jij) rouwde
(hij) rouwt(hij) rouwde
(wij) rouwen(wij) rouwden
(jullie) rouwen(jullie) rouwden
(gij) rouwt(gij) rouwdet
(zij) rouwen(zij) rouwden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) rouwe(dat ik) rouwde
(dat jij) rouwe(dat jij) rouwde
(dat hij) rouwe(dat hij) rouwde
(dat wij) rouwen(dat wij) rouwden
(dat jullie) rouwen(dat jullie) rouwden
(dat gij) rouwet(dat gij) rouwdet
(dat zij) rouwen(dat zij) rouwden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
rouwrouwt
Participles
Present participlePast participle
rouwend, rouwende(hebben) gerouwd

Usage samples

„Verheug je of rouw, als je wilt,” ging hij voort, „want dit is het begin of het einde.”

Translations

Danishsørge
Englishmourn
Esperantofunebri
Faeroesesyrgja
Portugueseestar de luto