Synonyms: van plan zijn, van zins zijn, voorhebben, voornemens zijn, zich voorstellen, in de zin hebben, zinnens zijn
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) beoog | (ik) beoogde |
(jij) beoogt | (jij) beoogde |
(hij) beoogt | (hij) beoogde |
(wij) beogen | (wij) beoogden |
(jullie) beogen | (jullie) beoogden |
(gij) beoogt | (gij) beoogdet |
(zij) beogen | (zij) beoogden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) beoge | (dat ik) beoogde |
(dat jij) beoge | (dat jij) beoogde |
(dat hij) beoge | (dat hij) beoogde |
(dat wij) beogen | (dat wij) beoogden |
(dat jullie) beogen | (dat jullie) beoogden |
(dat gij) beoget | (dat gij) beoogdet |
(dat zij) beogen | (dat zij) beoogden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
beoog | beoogt |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
beogend, beogende | (hebben) beoogd |
Vraag liever wat hij ermee beoogt.
Mijn tegenstander beoogde blijkbaar hetzelfde, want hij gaf geen kik.
Wat beoog je eigenlijk met die dwaze vermomming op een zo beslissend ogenblik?