Op de achtentwintigste kreeg ik een derde brief.
Twee van de jonge otters hadden zich op den derden gestort en het leek alsof deze zich wanhopig verweerde.
Wie kon toch de derde persoon zijn geweest?
De derde stierf terwijl hij zijn zwaard probeerde te trekken.
Voor de derde keer in twee dagen kwamen de jongens in de raadszaal van de hertog.
Op de ochtend van de derde dag zat hij tevreden op het terras van een klein cafeetje en dronk zijn koffie.
Twee waren er in het oerwoud gevallen en de derde op het vliegveld.
Het gebeurde de derde nacht.
De derde man was groter van stuk.