Information über das Wort hal (Niederländisch → Esperanto: halo)

WortartSubstantiv
Aussprache/ɦɑl/
Trennunghal
Geschlechthistorisch weiblich, heutzutage auch männlich
Mehrzahlhallen

Verkleinerungswort
EinzahlMehrzahl
halletjehalletjes

Gebrauchsbeispiele

Je kunt meegaan, of hier in de hal op me wachten.
Tezlacodanal haalde zijn schouders op, stopte de krant onder zijn arm en liep de ruime hal door in de richting van de lift.
Deze nijvere knecht was voor dag en dauw opgestaan op de hal een goede beurt te geven.

Übersetzungen

Dänischentré
DeutschHalle; Schutzdach; Überdachung
Englischhall
Esperantohalo
Färöerischhøll
Griechischαίθουσα
Katalanischhall; porxo; saló
Portugiesischhall; mercado; salão
Rumänischsală
Russischзал
Schwedischhall
Spanischgran sala; mercado; vestíbulo
Ungarischhall