Information über das Wort opwinden (Niederländisch → Esperanto: bobeni)

Synonyme: op een klos winden, spoelen, winden

WortartVerb
Aussprache/ˈɔpʋɪŋdə(n)/
Trennungop·win·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) wind op(ik) wond op
(jij) windt op(jij) wond op
(hij) windt op(hij) wond op
(wij) winden op(wij) wonden op
(jullie) winden op(jullie) wonden op
(gij) windt op(gij) wondt op
(zij) winden op(zij) wonden op
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) opwinde(dat ik) opwonde
(dat jij) opwinde(dat jij) opwonde
(dat hij) opwinde(dat hij) opwonde
(dat wij) opwinden(dat wij) opwonden
(dat jullie) opwinden(dat jullie) opwonden
(dat gij) opwindet(dat gij) opwondet
(dat zij) opwinden(dat zij) opwonden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
wind opwindt op
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
opwindend, opwindende(hebben) opgewonden

Übersetzungen

Deutschspulen; aufspulen; wickeln; aufwickeln
Englischwind; reel
Esperantobobeni
Portugiesischdobar; enrolar em bobina