Information über das Wort belemmeren (Niederländisch → Esperanto: ĝeni)

Synonyme: dwars zitten, hinderen, derangeren

WortartVerb
Aussprache/bəˈlɛmərə(n)/
Trennungbe·lem·me·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) belemmer(ik) belemmerde
(jij) belemmert(jij) belemmerde
(hij) belemmert(hij) belemmerde
(wij) belemmeren(wij) belemmerden
(jullie) belemmeren(jullie) belemmerden
(gij) belemmert(gij) belemmerdet
(zij) belemmeren(zij) belemmerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) belemmere(dat ik) belemmerde
(dat jij) belemmere(dat jij) belemmerde
(dat hij) belemmere(dat hij) belemmerde
(dat wij) belemmeren(dat wij) belemmerden
(dat jullie) belemmeren(dat jullie) belemmerden
(dat gij) belemmeret(dat gij) belemmerdet
(dat zij) belemmeren(dat zij) belemmerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
belemmerbelemmert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
belemmerend, belemmerende(hebben) belemmerd

Übersetzungen

Dänischhindre; forstyrre
Deutschbeengen; behindern; belästigen; genieren; lästig werden
Englischhinder; encumber; hamper
Esperantoĝeni
Färöerischórógva
Finnischvaivata
Französischdéranger; gêner
Italienischdisturbare
Katalanischamoïnar; empipar; emprenyar; fer la guitza; importunar
Polnischkrępować; przeszkadzać
Portugiesischimportunar; incomodar; molestar
Rumänischderanja; incomoda; indispune
Saterfriesischäängje; behinderje; lastich wäide; piesakje; skenierje; stööre
Spanischdificultar; estorbar; molestar; perturbar
Srananmoferi
Tschechischnarušovat; porušit; rušit; vyrušovat
Türkischaksatmak