Information über das Wort neerstrijken (Niederländisch → Esperanto: surteriĝi)

Synonyme: dalen, landen

WortartVerb
Aussprache/ˈnerstrɛi̯kə(n)/
Trennungneer·strij·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) strijk neer(ik) streek neer
(jij) strijkt neer(jij) streek neer
(hij) strijkt neer(hij) streek neer
(wij) strijken neer(wij) streken neer
(jullie) strijken neer(jullie) streken neer
(gij) strijkt neer(gij) streekt neer
(zij) strijken neer(zij) streken neer
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) neerstrijke(dat ik) neerstreke
(dat jij) neerstrijke(dat jij) neerstreke
(dat hij) neerstrijke(dat hij) neerstreke
(dat wij) neerstrijken(dat wij) neerstreken
(dat jullie) neerstrijken(dat jullie) neerstreken
(dat gij) neerstrijket(dat gij) neerstreket
(dat zij) neerstrijken(dat zij) neerstreken
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
strijk neerstrijkt neer
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
neerstrijkend, neerstrijkende(zijn) neergestreken

Übersetzungen

Deutschauf die Erde gelangen; landen
Englischalight
Esperantosurteriĝi
Französischatterrir; s’abattre; aterrir
Katalanischaterrar
Niederdeutschlanden
Portugiesischabordar‐se; acostar‐se; aterrissar
Spanischaterrizar