Information über das Wort rebelleren (Niederländisch → Esperanto: ribeli)

Synonyme: in opstand komen, muiten

WortartVerb
Aussprache/rəbɛˈlerə(n)/
Trennungre·bel·le·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) rebelleer(ik) rebelleerde
(jij) rebelleert(jij) rebelleerde
(hij) rebelleert(hij) rebelleerde
(wij) rebelleren(wij) rebelleerden
(jullie) rebelleren(jullie) rebelleerden
(gij) rebelleert(gij) rebelleerdet
(zij) rebelleren(zij) rebelleerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) rebellere(dat ik) rebelleerde
(dat jij) rebellere(dat jij) rebelleerde
(dat hij) rebellere(dat hij) rebelleerde
(dat wij) rebelleren(dat wij) rebelleerden
(dat jullie) rebelleren(dat jullie) rebelleerden
(dat gij) rebelleret(dat gij) rebelleerdet
(dat zij) rebelleren(dat zij) rebelleerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
rebelleerrebelleert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
rebellerend, rebellerende(hebben) gerebelleerd

Übersetzungen

Afrikaansrebelleer
Dänischrejse sig
Deutschrebellieren; revoltieren; sich empören
Englischrebel; revolt
Esperantoribeli
Finnischkapinoida
Französischse révolter
Katalanischrebel·lar‐se
Portugiesischamotinar‐se; insurgir‐se; rebelar‐se
Russischбунтовать; взбунтоваться
Saterfriesischrebellierje; revoltierje
Spanischrebelarse
Thaiกบฎ
Türkischbaş kaldırmak; ayaklanmak