Information über das Wort terugkeren (Niederländisch → Esperanto: reiri)

Synonyme: teruggaan, teruglopen

WortartVerb
Aussprache/təˈrɵxkeːrə(n)/
Trennungte·rug·ke·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) keer terug(ik) keerde terug
(jij) keert terug(jij) keerde terug
(hij) keert terug(hij) keerde terug
(wij) keren terug(wij) keerden terug
(jullie) keren terug(jullie) keerden terug
(gij) keert terug(gij) keerdet terug
(zij) keren terug(zij) keerden terug
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) terugkere(dat ik) terugkeerde
(dat jij) terugkere(dat jij) terugkeerde
(dat hij) terugkere(dat hij) terugkeerde
(dat wij) terugkeren(dat wij) terugkeerden
(dat jullie) terugkeren(dat jullie) terugkeerden
(dat gij) terugkeret(dat gij) terugkeerdet
(dat zij) terugkeren(dat zij) terugkeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
keer terugkeert terug
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
terugkerend, terugkerende(zijn) teruggekeerd

Gebrauchsbeispiele

Keer terug naar het strand en loop tien voet het water in.
De vrouw besloot na een werkbezoek in het buitenland niet meer terug te keren naar Wit‐Rusland en hoopt in Nederland asiel te krijgen.
Eerst doen zij alsof zij naar hun dorp terugkeren.
Het was echter nodig dat we terugkeerden naar de motorboot, waar de mannen zich waarschijnlijk reeds ongerust over ons gingen maken.
Laat ons nu naar Bilbo en de dwergen terugkeren.

Übersetzungen

Deutschzurückkehren; zurückgehen; nochmal gehen
Englischturn back
Esperantoreiri
Italienischritornare
Katalanischtornar
Papiamentobolbe
Portugiesischregressar; voltar
Rumänischse înapoia; se întoarce
Saterfriesischwieruumekuume
Spanischvolver
Suaheli‐rudi
Thaiกลับ; กลับไป
Tschechischvracet se; vrátit se