Information über das Wort volmachtigen (Niederländisch → Esperanto: rajtigi)

Synonyme: autoriseren, machtigen

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) volmachtig(ik) volmachtigde
(jij) volmachtigt(jij) volmachtigde
(hij) volmachtigt(hij) volmachtigde
(wij) volmachtigen(wij) volmachtigden
(jullie) volmachtigen(jullie) volmachtigden
(gij) volmachtigt(gij) volmachtigdet
(zij) volmachtigen(zij) volmachtigden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) volmachtige(dat ik) volmachtigde
(dat jij) volmachtige(dat jij) volmachtigde
(dat hij) volmachtige(dat hij) volmachtigde
(dat wij) volmachtigen(dat wij) volmachtigden
(dat jullie) volmachtigen(dat jullie) volmachtigden
(dat gij) volmachtiget(dat gij) volmachtigdet
(dat zij) volmachtigen(dat zij) volmachtigden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
volmachtigvolmachtigt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
volmachtigend, volmachtigende(hebben) gevolmachtigd

Übersetzungen

Deutschberechtigen; bevollmächtigen; ermächtigen
Englischauthorize; empower; entitle; warrant; mandate
Esperantorajtigi
Französischautoriser
Portugiesischautorizar; habilitar
Saterfriesischbefrulmächtigje; begjuchtigje