Information über das Wort protesteren (Niederländisch → Esperanto: protesti)

Synonyme: bestrijden, protest aantekenen

WortartVerb
Aussprache/protɛsˈteːrə(n)/
Trennungpro·tes·te·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) protesteer(ik) protesteerde
(jij) protesteert(jij) protesteerde
(hij) protesteert(hij) protesteerde
(wij) protesteren(wij) protesteerden
(jullie) protesteren(jullie) protesteerden
(gij) protesteert(gij) protesteerdet
(zij) protesteren(zij) protesteerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) protestere(dat ik) protesteerde
(dat jij) protestere(dat jij) protesteerde
(dat hij) protestere(dat hij) protesteerde
(dat wij) protesteren(dat wij) protesteerden
(dat jullie) protesteren(dat jullie) protesteerden
(dat gij) protesteret(dat gij) protesteerdet
(dat zij) protesteren(dat zij) protesteerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
protesteerprotesteert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
protesterend, protesterende(hebben) geprotesteerd

Gebrauchsbeispiele

Nisbet, ik moet werkelijk protesteren!
„Maar dat is wel zo”, protesteerde ze en meteen kreeg ze een kleur.
„O, meneer Cade,” protesteerde juffrouw Taylor helemaal van streek, „dat moet u toch eigenlijk niet zeggen.”
Hoe kunt u dan in alle redelijkheid hiertegen protesteren?
Zelfs Anacho voelde zich genoodzaakt te protesteren.
„Ik heb niets gedaan!” protesteerde deze.

Übersetzungen

Dänischprotestere
Deutschanfechten; beanstanden; Einspruch erheben; protestieren
Englischprotest; expostulate
Esperantoprotesti
Französischprotester
Italienischprotestare
Katalanischprotestar
Papiamentoprotestá
Portugiesischprotestar
Russischрозражать
Saterfriesischanfjuchte; protestierje; Wrak ounsmiete
Spanischprotestar
Tschechischprotestovat
Türkischprotesto etmek