Information über das Wort bestuderen (Niederländisch → Esperanto: studi)

Synonyme: instuderen, studie maken van

WortartVerb
Aussprache/bəstyˈdeːrə(n)/
Trennungbe·stu·de·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) bestudeer(ik) bestudeerde
(jij) bestudeert(jij) bestudeerde
(hij) bestudeert(hij) bestudeerde
(wij) bestuderen(wij) bestudeerden
(jullie) bestuderen(jullie) bestudeerden
(gij) bestudeert(gij) bestudeerdet
(zij) bestuderen(zij) bestudeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bestudere(dat ik) bestudeerde
(dat jij) bestudere(dat jij) bestudeerde
(dat hij) bestudere(dat hij) bestudeerde
(dat wij) bestuderen(dat wij) bestudeerden
(dat jullie) bestuderen(dat jullie) bestudeerden
(dat gij) bestuderet(dat gij) bestudeerdet
(dat zij) bestuderen(dat zij) bestudeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
bestudeerbestudeert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
bestuderend, bestuderende(hebben) bestudeerd

Gebrauchsbeispiele

De plattegronden werden gebracht en bestudeerd.
Hij bestudeerde haar nauwkeuriger dan hij tot nu toe gedaan had.
Ze bestudeerden de kaart, maar werden er niet veel wijzer van.
Hij kon dus op zijn gemak de situatie bestuderen en een plan maken.
Hij bestudeerde Reith met opeengeklemde lippen.
Ik zal echter enkele dagen nodig hebben om de werkzaamheden te bestuderen.

Übersetzungen

Afrikaansbestudeer
Deutschstudieren
Englischstudy
Esperantostudi
Schwedischstudera
Spanischestudiar
Thaiศึกษา
Westfriesischbestudearje