Information über das Wort applaudisseren (Niederländisch → Esperanto: aplaŭdi)

Synonyme: adhesie betuigen, klappen, toejuichen

WortartVerb
Aussprache/ɑplɑu̯diˈseːrə(n)/
Trennungap·plau·dis·se·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) applaudisseer(ik) applaudisseerde
(jij) applaudisseert(jij) applaudisseerde
(hij) applaudisseert(hij) applaudisseerde
(wij) applaudisseren(wij) applaudisseerden
(jullie) applaudisseren(jullie) applaudisseerden
(gij) applaudisseert(gij) applaudisseerdet
(zij) applaudisseren(zij) applaudisseerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) applaudissere(dat ik) applaudisseerde
(dat jij) applaudissere(dat jij) applaudisseerde
(dat hij) applaudissere(dat hij) applaudisseerde
(dat wij) applaudisseren(dat wij) applaudisseerden
(dat jullie) applaudisseren(dat jullie) applaudisseerden
(dat gij) applaudisseret(dat gij) applaudisseerdet
(dat zij) applaudisseren(dat zij) applaudisseerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
applaudisseerapplaudisseert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
applaudisserend, applaudisserende(hebben) geapplaudisseerd

Gebrauchsbeispiele

Allen applaudisseerden.
Hij applaudisseerde enthousiast.

Übersetzungen

Deutschapplaudieren; Beifall spenden; klatschen; Beifall klatschen; beklatschen; loben
Englischapplaud; clap
Esperantoaplaŭdi
Finnischtaputtaa käsiään
Französischapplaudir
Italienischapplaudire; battere le mani
Katalanischaplaudir
Lateinapplaudere
Papiamentoaploudí
Portugiesischaplaudir; aprovar; bater palmas; louvar
Russischаплодировать
Saterfriesischapplaudierje; Biefal spändje
Schwedischapplådera
Spanischaplaudir
Türkischalkışlamak; takdir etmek
Ungarischtapsol
Westfriesischearne mei ynstimme; hantsjeklappe; applaudisearje