Information über das Wort opwerken (Niederländisch → Esperanto: plibeligi)

Synonyme: flatteren, verfraaien, vermooien

WortartVerb
Aussprache/ˈɔpʋɛrkə(n)/
Trennungop·wer·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) werk op(ik) werkte op
(jij) werkt op(jij) werkte op
(hij) werkt op(hij) werkte op
(wij) werken op(wij) werkten op
(jullie) werken op(jullie) werkten op
(gij) werkt op(gij) werktet op
(zij) werken op(zij) werkten op
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) opwerke(dat ik) opwerkte
(dat jij) opwerke(dat jij) opwerkte
(dat hij) opwerke(dat hij) opwerkte
(dat wij) opwerken(dat wij) opwerkten
(dat jullie) opwerken(dat jullie) opwerkten
(dat gij) opwerket(dat gij) opwerktet
(dat zij) opwerken(dat zij) opwerkten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
werk opwerkt op
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
opwerkend, opwerkende(hebben) opgewerkt

Übersetzungen

Deutschverschönern; schöner machen
Englischembellish; flatter
Esperantoplibeligi
Französischembellir; rendre plus beau
Portugiesischtornar mais belo
Rumänischînfrumuseța
Saterfriesischflugger moakje