Information über das Wort roemen (Niederländisch → Esperanto: anonci samebleman serion)

WortartVerb
Aussprache/ˈrumə(n)/
Trennungroe·men

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) roem(ik) roemde
(jij) roemt(jij) roemde
(hij) roemt(hij) roemde
(wij) roemen(wij) roemden
(jullie) roemen(jullie) roemden
(gij) roemt(gij) roemdet
(zij) roemen(zij) roemden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) roeme(dat ik) roemde
(dat jij) roeme(dat jij) roemde
(dat hij) roeme(dat hij) roemde
(dat wij) roemen(dat wij) roemden
(dat jullie) roemen(dat jullie) roemden
(dat gij) roemet(dat gij) roemdet
(dat zij) roemen(dat zij) roemden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
roemroemt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
roemend, roemende(hebben) geroemd

Übersetzungen

Esperantoanonci samebleman serion