Information über das Wort onteren (Niederländisch → Esperanto: malvirgigi)

Synonyme: ontmaagden, ontwijden, schenden

WortartVerb
Aussprache/ɔnˈterə(n)/
Trennungont·eren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) onteer(ik) onteerde
(jij) onteert(jij) onteerde
(hij) onteert(hij) onteerde
(wij) onteren(wij) onteerden
(jullie) onteren(jullie) onteerden
(gij) onteert(gij) onteerdet
(zij) onteren(zij) onteerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) ontere(dat ik) onteerde
(dat jij) ontere(dat jij) onteerde
(dat hij) ontere(dat hij) onteerde
(dat wij) onteren(dat wij) onteerden
(dat jullie) onteren(dat jullie) onteerden
(dat gij) onteret(dat gij) onteerdet
(dat zij) onteren(dat zij) onteerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
onteeronteert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
onterend, onterende(hebben) onteerd

Übersetzungen

Deutschentjungfern
Englischdeflower
Esperantomalvirgigi; senhimenigi
Portugiesischdesvirginar
Spanischdesflorar
Westfriesischskeine