Information über das Wort inmaken (Niederländisch → Esperanto: konfiti)

Synonyme: inleggen, konfijten, wecken

WortartVerb
Aussprache/ˈɪmakə(n)/
Trennungin·ma·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) maak in(ik) maakte in
(jij) maakt in(jij) maakte in
(hij) maakt in(hij) maakte in
(wij) maken in(wij) maakten in
(jullie) maken in(jullie) maakten in
(gij) maakt in(gij) maaktet in
(zij) maken in(zij) maakten in
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) inmake(dat ik) inmaakte
(dat jij) inmake(dat jij) inmaakte
(dat hij) inmake(dat hij) inmaakte
(dat wij) inmaken(dat wij) inmaakten
(dat jullie) inmaken(dat jullie) inmaakten
(dat gij) inmaket(dat gij) inmaaktet
(dat zij) inmaken(dat zij) inmaakten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
maak inmaakt in
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
inmakend, inmakende(hebben) ingemaakt

Gebrauchsbeispiele

Je moet de jongste Amerikaan zijn die nog inmaakt.

Übersetzungen

Deutscheinlegen; einmachen; mit Zucker einmachen
Englischpreserve; put up
Esperantokonfiti
Färöerischsjóða niður; súlta
Französischconfire
Katalanischconfitar
Saterfriesischienlääse; iensätte; ounsätte
Spanischconfitar; hacer confitura