Information über das Wort gieren (Niederländisch → Esperanto: jori)

Synonyme: een schuiver maken, slippen

WortartVerb
Aussprache/ˈɣiːrə(n)/
Trennunggie·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) gier(ik) gierde
(jij) giert(jij) gierde
(hij) giert(hij) gierde
(wij) gieren(wij) gierden
(jullie) gieren(jullie) gierden
(gij) giert(gij) gierdet
(zij) gieren(zij) gierden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) giere(dat ik) gierde
(dat jij) giere(dat jij) gierde
(dat hij) giere(dat hij) gierde
(dat wij) gieren(dat wij) gierden
(dat jullie) gieren(dat jullie) gierden
(dat gij) gieret(dat gij) gierdet
(dat zij) gieren(dat zij) gierden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
giergiert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
gierend, gierende(hebben) gegierd

Übersetzungen

Deutschschlingern; wegrutschen
Englischyaw
Esperantojori