Information über das Wort inspecteren (Niederländisch → Esperanto: inspekti)

Synonyme: inspectie houden, monsteren, schouwen, visiteren

WortartVerb
Aussprache/ɪnspɛkˈterə(n)/
Trennungin·spec·te·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) inspecteer(ik) inspeceerde
(jij) inspecteert(jij) inspeceerde
(hij) inspecteert(hij) inspeceerde
(wij) inspecteren(wij) inspeceerden
(jullie) inspecteren(jullie) inspeceerden
(gij) inspecteert(gij) inspeceerdet
(zij) inspecteren(zij) inspeceerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) inspectere(dat ik) inspeceerde
(dat jij) inspectere(dat jij) inspeceerde
(dat hij) inspectere(dat hij) inspeceerde
(dat wij) inspecteren(dat wij) inspeceerden
(dat jullie) inspecteren(dat jullie) inspeceerden
(dat gij) inspecteret(dat gij) inspeceerdet
(dat zij) inspecteren(dat zij) inspeceerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
inspecteerinspecteert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
inspecterend, inspecterende(hebben) geïnspecteerd

Gebrauchsbeispiele

Officieren bewogen zich tussen de menigte en inspecteerden de uitrusting van de mannen.
Toen inspecteerde hij zijn revolver.
Ze gingen samen de mijn inspecteren en MacKenzie stierf daar aan koorts.
Heeft iemand ze geïnspecteerd?

Übersetzungen

Deutschbeaufsichtigen; inspizieren; mustern; prüfen; in Augenschein nehmen; durchsehen; nachsehen
Englischinspect; review
Esperantoinspekti
Finnischtarkastaa
Französischinspecter
Katalanischinspeccionar
Papiamentoinspektá
Portugiesischfiscalizar; inspecionar; vistoriar
Saterfriesischbeapsichtigje; inspizierje; musterje
Schwedischbesiktiga; inspektera
Spanischinspeccionar