Information über das Wort bevriezen (Niederländisch → Esperanto: glaciigi)

WortartVerb
Aussprache/bəˈvrizə(n)/
Trennungbe·vrie·zen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) bevries(ik) bevroor, bevroos
(jij) bevriest(jij) bevroor, bevroos
(hij) bevriest(hij) bevroor, bevroos
(wij) bevriezen(wij) bevroren, bevrozen
(jullie) bevriezen(jullie) bevroren, bevrozen
(gij) bevriest(gij) bevroort, befroost
(zij) bevriezen(zij) bevroren, bevrozen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bevrieze(dat ik) bevrore, bevroze
(dat jij) bevrieze(dat jij) bevrore, bevroze
(dat hij) bevrieze(dat hij) bevrore, bevroze
(dat wij) bevriezen(dat wij) bevroren, bevrozen
(dat jullie) bevriezen(dat jullie) bevroren, bevrozen
(dat gij) bevriezet(dat gij) bevroret, bevrozet
(dat zij) bevriezen(dat zij) bevroren, bevrozen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
bevriesbevriest
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
bevriezend, bevriezende(hebben) bevroren, bevrozen

Übersetzungen

Deutschgefrieren lassen
Englischfreeze
Esperantoglaciigi
Spanischcongelar; helar