Information über das Wort garanderen (Niederländisch → Esperanto: garantii)

Synonyme: borgen, borg staan voor, ervoor instaan, sponsoren, waarborgen

WortartVerb
Aussprache/ɣaranˈderə(n)/
Trennungga·ran·de·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) garandeer(ik) garandeerde
(jij) garandeert(jij) garandeerde
(hij) garandeert(hij) garandeerde
(wij) garanderen(wij) garandeerden
(jullie) garanderen(jullie) garandeerden
(gij) garandeert(gij) garandeerdet
(zij) garanderen(zij) garandeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) garandere(dat ik) garandeerde
(dat jij) garandere(dat jij) garandeerde
(dat hij) garandere(dat hij) garandeerde
(dat wij) garanderen(dat wij) garandeerden
(dat jullie) garanderen(dat jullie) garandeerden
(dat gij) garanderet(dat gij) garandeerdet
(dat zij) garanderen(dat zij) garandeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
garandeergarandeert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
garanderend, garanderende(hebben) gegarandeerd

Gebrauchsbeispiele

Ildefonse, belooft u dan mijn leven te garanderen?
En wie garandeert dat Erdoğan er nog tien jaar zit?

Übersetzungen

Dänischgarantere; sikre
Deutschbürgen; verbürgen; garantieren; gewährleisten; bürgen für; sich verbürgen für; Garantie leisten für; einstehen
Englischguarantee; warrant
Esperantogarantii
Finnischtaata
Französischassurer; cautionner; garantir
Katalanischavalar; fiançar; garantir
Niederdeutschsponsoren
Polnischgwarantować
Portugiesischafiançar; garantir
Rumänischgaranta
SaterfriesischGewäär laistje; haftje
Schwedischgarantera
Spanischafianzar
Sranandyaranti