Information über das Wort fotograferen (Niederländisch → Esperanto: fotografi)

Synonym: kieken

WortartVerb
Aussprache/fotoɣraˈferə(n)/
Trennungfo·to·gra·fe·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) fotografeer(ik) forografeerde
(jij) fotografeert(jij) forografeerde
(hij) fotografeert(hij) forografeerde
(wij) fotograferen(wij) forografeerden
(jullie) fotograferen(jullie) forografeerden
(gij) fotografeert(gij) forografeerdet
(zij) fotograferen(zij) forografeerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) fotografere(dat ik) forografeerde
(dat jij) fotografere(dat jij) forografeerde
(dat hij) fotografere(dat hij) forografeerde
(dat wij) fotograferen(dat wij) forografeerden
(dat jullie) fotograferen(dat jullie) forografeerden
(dat gij) fotograferet(dat gij) forografeerdet
(dat zij) fotograferen(dat zij) forografeerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
fotografeerfotografeert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
fotograferend, fotograferende(hebben) gefotografeerd

Gebrauchsbeispiele

Nog prijs ik het lot, dat ik op dat ogenblik niet gefotografeerd ben, want ik kan er in mijn verbijstering niet schrander hebben uitgezien.
Hun uur van vertrek was zo gekozen dat het licht bij aankomst goed zou zijn om te fotograferen.

Übersetzungen

Deutschphotographieren
Englischphotograph
Esperantofotografi; foti
Färöerischtaka mynd; taka myndir
Finnischvalokuvata
Katalanischfotografiar
Niederdeutschfotograferen
Portugiesischfotografar
Saterfriesischphotographierje
Schwedischfotografera
Spanischfotografiar
Thaiถ่ายรูป
Westfriesischfotografearje