Information über das Wort afdwingen (Niederländisch → Esperanto: eldevigi)

Synonyme: afpersen, knevelen

WortartVerb
Aussprache/ˈɑvdʋɪŋə(n)/
Trennungaf·dwin·gen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) dwing af(ik) dwong af
(jij) dwingt af(jij) dwong af
(hij) dwingt af(hij) dwong af
(wij) dwingen af(wij) dwongen af
(jullie) dwingen af(jullie) dwongen af
(gij) dwingt af(gij) dwongt af
(zij) dwingen af(zij) dwongen af
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) afdwinge(dat ik) afdwonge
(dat jij) afdwinge(dat jij) afdwonge
(dat hij) afdwinge(dat hij) afdwonge
(dat wij) afdwingen(dat wij) afdwongen
(dat jullie) afdwingen(dat jullie) afdwongen
(dat gij) afdwinget(dat gij) afdwonget
(dat zij) afdwingen(dat zij) afdwongen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
dwing afdwingt af
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
afdwingend, afdwingende(hebben) afgedwongen

Gebrauchsbeispiele

We dwingen dit ook af.
Mogelijk stapt de 58‐jarige Bellens naar de rechter om een schadevergoeding af te dwingen.

Übersetzungen

Afrikaansafdwing
Deutscherzwingen
Englischextort; enforce
Esperantoeldevigi; eltrudi
Italienischestorcere
Katalanischfer exacció; fer extorsió
Saterfriesischoutwinge
Spanischhacer exacción; hacer extorsión
Westfriesischôftwinge