Information über das Wort afronden (Niederländisch → Esperanto: kompletigi)

Synonyme: aanvullen, bijwerken, completeren, supplementeren, voleinden, invullen

WortartVerb
Aussprache/ˈɑfrɔndə(n)/
Trennungaf·ron·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) rond af(ik) rondde af
(jij) rondt af(jij) rondde af
(hij) rondt af(hij) rondde af
(wij) ronden af(wij) rondden af
(jullie) ronden af(jullie) rondden af
(gij) rondt af(gij) ronddet af
(zij) ronden af(zij) rondden af
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) afronde(dat ik) afrondde
(dat jij) afronde(dat jij) afrondde
(dat hij) afronde(dat hij) afrondde
(dat wij) afronden(dat wij) afrondden
(dat jullie) afronden(dat jullie) afrondden
(dat gij) afrondet(dat gij) afronddet
(dat zij) afronden(dat zij) afrondden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
rond afrondt af
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
afrondend, afrondende(hebben) afgerond

Gebrauchsbeispiele

Zou u willen afronden?
De verwachting is dat de onderzoeken in februari worden afgerond.
Nederland en Denemarken mogen de toestellen leveren zodra de Oekraïense piloten hun training in het Westen hebben afgerond.

Übersetzungen

Deutschvervollständigen; komplettieren; ergänzen; nachtragen; auffüllen; fertigstellen
Englischcomplete; complement; consummate; finish
Esperantokompletigi; plenigi
Französischcompléter; remplir
Italienischcompletare
Katalanischomplir
Papiamentokompletá
Polnischuzupełniać
Portugiesischarredondar; completar
Saterfriesischferfulkständigje
Spanischcompletar; llenar
Thaiเพิ่มเติม
Türkischbütünlemek
Ungarischabszolvál
Westfriesischoanfolje