Information über das Wort invallen (Niederländisch → Esperanto: invadi)

Synonyme: binnenrukken, binnenvallen

WortartVerb
Aussprache/ˈinvɑlə(n)/
Trennungin·val·len

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) val in(ik) viel in
(jij) valt in(jij) viel in
(hij) valt in(hij) viel in
(wij) vallen in(wij) vielen in
(jullie) vallen in(jullie) vielen in
(gij) valt in(gij) vielt in
(zij) vallen in(zij) vielen in
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) invalle(dat ik) inviele
(dat jij) invalle(dat jij) inviele
(dat hij) invalle(dat hij) inviele
(dat wij) invallen(dat wij) invielen
(dat jullie) invallen(dat jullie) invielen
(dat gij) invallet(dat gij) invielet
(dat zij) invallen(dat zij) invielen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
val invalt in
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
invallend, invallende(zijn) ingevallen

Gebrauchsbeispiele

De duisternis was nog niet ingevallen toen Tom al fluitende zijn weg vervolgde.
Inderdaad naderde de grijsaard met grote snelheid door de invallende schemering.

Übersetzungen

Deutscheinfallen; einfallen in; eindringen in; überfallen; angreifen; befallen; sich ausbreiten über; überlaufen; herfallen über; heimsuchen
Englischinvade; encroach; overrun; raid
Esperantoinvadi
Französischenvahir
Katalanischenvair
Niederdeutschbinnenvallen
Portugiesischinvadir
Rumänischinvada
Russischвторгаться
Saterfriesischienfaale; ientringe
Spanischinvadir
Tschechischnapadnout; vpadnout; vtrhnout